Het meisje
sjokte door het bos. Ze liep al heel lang en had ondertussen haar armen
vol met alles wat ze onderweg had gevonden. Ze had een mand op haar rug
gebonden, en ook die puilde uit van de vondsten: takjes, mos, noten, veren,
steentjes, botjes van dieren. Hoewel ze niet voor alles wat ze mee
vervoerde een bestemming had, had ze toch alles opgeraapt en op haar rug
geladen. En voordat ze op pad was gegaan, had ze ook al de nodige zaken in haar
mandje zitten. Dit waren spullen, die ze er al eerder in had gedaan en waarvan
ze het gevoel had dat ze nog van pas zouden kunnen komen.
Dit was voor het meisje een
lastige taak: wat liet ze aan deze kant? Wat hield ze? De wijze man zag hoe
haar gedachten in haar hoofd over elkaar heen buitelden en stak zijn hand in
zijn zak. Hieruit haalde hij een kleine, gladde steen en gaf deze aan het
meisje. Hij vroeg haar of ze wist wat het was? Het meisje bestuurde de steen:
hij was groen en er zaten allemaal laagjes en cirkels in. De man vertelde haar,
dat dit een heel kostbare steen was, die haar zou helpen om oude dingen los te
laten, zodat ze verder op haar pad kon en veilig naar de overkant van het
ravijn kon reizen. Het enige wat ze hoefde te doen, was met de steen in haar
handen te gaan zitten en haar hoofd leeg te maken.
De man liet het meisje
plaatsnemen op een mooie grote kei en liet haar alleen met de steen, zodat het
zijn helende werk kon doen.
©GienbyGien
Geen opmerkingen:
Een reactie posten